Kaders en uitgangspunten
Inleiding
De financiële situatie van onze gemeente staat onder druk. Vooral door tegenvallende inkomsten van het Rijk en ook de stijgende kosten van met name de jeugdzorg, neemt het tekort op de gemeentelijke begroting toe. Hierdoor staan we richting de toekomst voor een behoorlijke financiële uitdaging. Samen met u hebben we eerder dit jaar gesproken over de koers van de kadernota en de begroting. U heeft ons toen gesteund in de richting om dit jaar nog niet te bezuinigen en om vast te houden aan onze huidige ambities. Ook om een signaal af te geven richting het Rijk dat wij als gemeente voldoende gefinancierd moeten worden om onze taken uit te kunnen blijven voeren. We bezuinigen dus nog niet in deze programmabegroting, maar stellen al wel een strakker financieel beleid voor. Dit als opmaat naar een strategische heroriëntatie/ bezuinigingsoperatie later dit jaar. Dit traject start in het najaar van 2025. De resultaten hiervan zullen zichtbaar zijn in de kadernota van 2026.
Groei trekt aan en koopkracht herstelt, overheidsfinanciën verslechteren
Het centraal planbureau heeft in augustus de zogenaamde concept macro economische verkenning 2025 uitgebracht. Kernpunten hieruit zijn:
- De economie groeit weer, met 0,6% in 2024 en 1,6% in 2025.
- Met een stijging van de koopkracht van in doorsnee 2,5% dit jaar en 1,1% in 2025 is het eerdere koopkrachtverlies als gevolg van de inflatieschok weer ingelopen.
- Het begrotingstekort komt de komende jaren aanzienlijk hoger uit dan afgelopen jaar. Door verschuiving van rijksuitgaven is dit tekort kleiner geworden.
Daarnaast zien we dat de Europese bank de rente beperkt heeft verlaagd. Dit is mogelijk omdat de inflatie dichtbij de doelstelling van 2 procent ligt die de ECB hanteert. De verwachting is dat deze verlaging vooral zal leiden tot verlaging van de kortlopende rente.
Koers voor de begroting
Sterk toegenomen risicoprofiel, forse bezuinigingen onvermijdelijk
Op basis van de huidige financiële inzichten zullen we fors moeten gaan bezuinigen. We zien in deze begroting een tekort van ruim € 5 miljoen. Ook hebben we op tal van terreinen hoge ambities en flinke risico's. Het is daarom onvermijdelijk om komend jaar een stevige bezuinigingsoperatie te gaan uitvoeren en keuzes te gaan maken om volgend jaar te komen tot een meerjarig sluitende begroting.
De koers voor deze programmabegroting is gericht op:
Focus op uitvoering
In de programmabegroting 2023-2026 hebben we het coalitieakkoord ‘Samen duurzaam vooruit’ vertaald. We hebben de speerpunten benoemd en zijn daar vol op mee aan de slag. In dat jaar en ook in de programmabegroting 2024-2027 is ook fors geld beschikbaar gesteld om voortvarend aan de slag te kunnen met het uitvoeren van het coalitieakkoord. Dit betekent dat we ons in deze programmabegroting focussen op het uitvoeren van de eerder vastgestelde ambities en speerpunten. We willen hier ook niet te veel aan toevoegen om ons te focussen op de uitvoering.
Aangescherpte financiële koers
In het coalitieakkoord ‘Samen Duurzaam Vooruit’ is gekozen voor een degelijk financieel beleid in onzekere tijden. Onze ambitie is om ons huishoudboekje blijvend op orde te houden door een stabiel financieel beleid, heldere afspraken en financiële lenigheid om in te spelen op nieuwe omstandigheden. We willen de lokale lastendruk voor onze inwoners en bedrijven laag houden. Dit degelijke beleid komt steeds meer onder druk te staan.
Gezien de financiële positie moeten we kiezen voor een aangescherpte financiële koers. We hebben ervoor gekozen om in deze programmabegroting nog niet te gaan bezuinigen. Dit omdat er te veel onzekerheden zijn over landelijke compensatie van het ravijnjaar en we stevig willen blijven inzetten op lobby richting het Rijk voor voldoende financiële compensatie. Voor deze kadernota en de komende programmabegroting betekent dit dat er geen tot nauwelijks ruimte voor nieuw beleid is dat extra geld kost. Nieuwe wensen moeten in principe binnen bestaande budgetten worden opgelost. Uitzondering hierop zijn wettelijke verplichtingen en de risicoposten die al in de vorige programmabegroting zijn opgenomen.
Een programmabegroting 2025-2028 die meerjarig niet sluitend is
Deze programmabegroting 2025-2028 is meerjarig niet sluitend en laat vanaf 2025 voor alle jaren tekorten zien. Deze financiële positie is gezien onze reservepositie voor één jaar acceptabel, maar voor de langere termijn niet houdbaar.
Onze financiële uitgangspunten
De begroting 2025 en de meerjarenramingen 2026-2028 hebben we opgesteld op basis van de volgende uitgangspunten:
- In het algemeen werken we met een begroting die meerjarig (structureel) sluitend is. Dit is op dit moment niet het geval.
- We hebben een algemene reserve die voldoet aan de gestelde normen (minimaal 10% van de algemene uitkering). Binnen onze algemene reserve is er op dit moment geen incidentele begrotingsruimte.
- We kijken jaarlijks kritisch naar alle reserves. In de nota reserves, die de gemeenteraad tegelijk met de programmabegroting behandelt, lichten we de reserves uitgebreid toe.
- Nieuw beleid wordt integraal afgewogen bij de vaststelling van de begroting. Het politieke debat over de inhoud wordt vooral integraal gevoerd bij de kadernota in het voorjaar.
- De winsten uit het grondbedrijf zetten we in voor onze omvangrijke ruimtelijke opgaves (ontsluitingswegen, spoorzone, mobiliteitsplan, wonen). Daarnaast vragen we bijdragen aan ontwikkelende partijen, die op deze manier hier ook aan meebetalen. De winsten vanuit het grondbedrijf nemen komende jaren af en gezien de toename van het risicoprofiel van het grondbedrijf verwachten we de komende jaren geen afdrachten van winsten uit het grondbedrijf.
- Via actieve lobby en netwerken zetten we in op actief geld van derden te verwerven zoals bijdragen uit landelijke, regionale en Europese fondsen. De landelijke fondsen voor woningbouwimpulsen, volkshuisvesting en klimaat & energie bieden nadrukkelijk kansen.
- We blijven lobbyen voor een robuuste financiering vanuit het gemeentefonds en voor voldoende compensatie van het zogenaamde ravijnjaar vanaf 2026. Aanvullend hierop lobbyen we voor voldoende compensatie van de hogere kosten voor jeugdhulp en Wmo.
- We blijven vasthouden aan een lastendruk van minimaal € 22,50 onder het landelijke gemiddelde. Voor het jaar 2025 verhogen we de OZB met 13,3%. Dit bestaat uit een reguliere inflatiecorrectie over 2025 en een extra verhoging van 10%. We blijven uitgaan van 100% kostendekking van tarieven en heffingen.
- Voor subsidies 2025 wordt voorgesteld om uit te gaan van een inflatie voor 2025 van 2,2%, zoals vastgesteld in de kadernota. Bij gesubsidieerde professionele instellingen is in zijn algemeenheid sprake van een 80/20-verhouding tussen het loongevoelige en prijsgevoelige deel van de uitgaven. Voor budgetsubsidies wordt voor de compensatie van loonstijging uitgegaan van de specifieke CAO-ontwikkelingen per sector en voor de compensatie van prijsstijging wordt dan uitgegaan van een inflatie van 2,2% (% overheidsconsumptie netto materieel 2024). Bij de overige subsidies zoals professionele instellingen zonder budgetovereenkomst en niet-professionele organisaties wordt ook dit percentage van 2,2% voor prijscompensatie gehanteerd.
- De rekenrente stellen we in principe vast op 1,1%. Dit is een gemiddelde rente. We moeten de komende jaren echter fors gaan lenen. Voor deze extra leningen gaan we op dit moment in de begroting uit van een percentage van 3,3%. Dit betekent dat onze gemiddelde rente de komende jaren zeker gaat stijgen.
- De raming van de algemene uitkering uit het gemeentefonds hebben we gebaseerd op de septembercirculaire 2024.
- In programma 10 hebben we een jaarlijkse post onvoorzien van € 300.000 opgenomen. Deze post is bedoeld om incidentele tegenvallers op te vangen. Het college besluit over de inzet van deze post. Daarbij geldt de voorwaarde dat inzet past binnen de criteria: onuitstelbaar, onvermijdbaar en onvoorzienbaar. De verantwoording hierover nemen we op in de reguliere planning- en controldocumenten met vaststelling door de gemeenteraad.